Op de particuliere markt voor huurwoningen wordt structureel gediscrimineerd. De manier waarop deze markt is georganiseerd biedt daar ruimte aan en lijkt soms zelfs discriminatie te stimuleren. Op verzoek van de gemeente Utrecht ontwikkelde het Verwey-Jonker Instituut een nieuwe aanpak voor gelijke kansen op de woningmarkt (Andriessen & Wittebrood 2021).
Recent onderzoek toont aan dat er op de particuliere huurwoningmarkt sprake is van discriminatie bij werving en selectie van huurders (onder andere Gielkens & Wegkamp 2019, 2021; Hoogenbosch & Fiere, 2021). Deze onderzoeken laten verder zien dat verhuurmakelaars bereid zijn om te voldoen aan discriminerende verzoeken van verhuurders.
Discriminatie kan verschillende achtergronden hebben. Bij risicomijdende discriminatie worden mensen uit een bepaalde groepering minder snel geselecteerd als huurder omdat ze geassocieerd worden met risico’s. Van taste-based discriminatie is sprake wanneer bepaalde groeperingen worden uitgesloten omdat er een diepgewortelde weerzin bestaat tegen de betreffende groepering . Daarnaast wordt ook wel onderscheid gemaakt naar de intentie van de pleger. Van onbedoelde discriminatie wordt gesproken als deze voorkomt uit vooroordelen, associaties of beelden waarvan mensen zich doorgaans niet bewust zijn.
De manier waarop de particuliere huurwoningmarkt op dit moment georganiseerd is, biedt ruimte voor deze verschillende vormen van discriminatie en lijkt deze op sommige punten zelfs te stimuleren. Wij laten zien hoe een aantal kenmerken van de woningmarkt meespelen bij discriminatie, en hoe zij het bestrijden van deze discriminatie bemoeilijken. Het gaat om de grote krapte op de woningmarkt, de ruimte die er in het selectieproces is voor (onbedoelde) discriminatie en bestaande wet- en regelgeving die discriminatie in de hand lijkt te werken.
Grote krapte laat woningzoekenden weinig keus
De krapte op de woningmarkt maakt dat er een disbalans is in de machtspositie tussen (kandidaat-)huurders en verhuurders. Voor elke woning zijn immers veel gegadigden en de verhuurder heeft het voor het uitkiezen. Hierdoor is veel ruimte voor onwelwillende verhuurders om regelgeving te ontwijken.
Mensen die op zoek zijn naar een woning zullen niet snel geneigd zijn misstanden aan te kaarten. De meldingsbereidheid voor discriminatie op de woningmarkt is dan ook laag: discriminatie is lastig te bewijzen en een melding helpt niet bij het krijgen van een woning. De lage meldingsbereidheid maakt het probleem onzichtbaar en leidt ertoe dat (vermoedens van) discriminatie niet worden opgevolgd en bestraft.
Subjectieve selectie biedt ruimte voor onbedoelde discriminatie
In de manier waarop het wervings- en selectieproces bij verhuur wordt vormgegeven, is veel variëteit en weinig transparantie. Belangrijker nog is dat in elke stap van het verhuurproces ruimte is gelaten voor nadere afweging van de verstrekte informatie. Dat laat ruimte voor overwegingen op subjectieve gronden, waardoor de kans bestaat dat beelden of vooroordelen over groepen een rol gaan spelen – en daarmee dus discriminatie.
Overheidsbeleid stimuleert risicomijdende discriminatie
Om oneigenlijk gebruik van woningen, zoals witwassen, te bestrijden en voorkomen is beleid ingezet. Verhuurders hebben een inspectieplicht, zij moeten de bedoelingen en identiteit van de kandidaat-huurder voorafgaand aan de huur controleren. De overheid moedigt hier een grondige screening van kandidaat-huurders aan. Als verhuurders niet kunnen aantonen dat zij aan hun inspectieplicht hebben voldaan, kunnen zij verantwoordelijk worden gesteld voor schade, worden mogelijk sancties opgelegd door de gemeente of kan er zelfs sprake zijn van stafrechtelijke vervolging.
Uit angst voor sancties en schade kunnen verhuurders elk risico zoveel mogelijk willen mijden. Het inschatten van het risico dat een huurder vormt, gebeurt echter op basis van de beperkte informatie die een verhuurder of makelaar in handen heeft. Groepsbeelden kunnen dan aanvullend een rol gaan spelen. Wanneer er verschillende beelden bestaan over de betrouwbaarheid van bepaalde groepen of profielen kan dat tot risicomijdende discriminatie leiden.
Naar een samenhangend beleid
Om discriminatie op de woningmarkt effectief aan te pakken, is een integraal pakket aan maatregelen nodig. Deze maatregelen moeten de hele branche bestrijken en gericht zijn op verhuurders én verhuurbemiddelaars. De meest effectieve maatregelen zijn voorlichting, bewustwording en professionalisering aan de voorkant. Maatregelen om het transparanter en objectiever selecteren in de praktijk te bevorderen vormen de kern. En tot slot aan de achterkant – als stok achter de deur – moeten er toezicht, handhaving en waar nodig sanctionering zijn.
In de kern zou een vergunningstelsel met een verhuur(ders)vergunning en een bemiddelingsvergunning moeten worden opgezet, waarin duidelijke criteria zijn geformuleerd waaraan men zich moet houden. Zoals transparantie van het proces, een objectieve selectiemethode (eventueel via een gestandaardiseerd model) en een motiveringsplicht. In de bemiddelingsvergunning kan een anti-discriminatiecode worden opgenomen of een verplichtstelling om zelf antidiscriminatiebeleid te ontwikkelen.
Voor een effectieve werking van het vergunningstelsel is betere voorlichting cruciaal, bijvoorbeeld met brochures, training en opleiding. Het is belangrijk dat de overheid hierbij ook aandacht besteedt aan ander beleid (denk aan de inspectieplicht) dat invloed heeft op mogelijk discriminerend gedrag van verhuurders en verhuurbemiddelaars.
Deze bijdrage heb ik samen geschreven met Iris Andriessen en is eerder verschenen op Socialevraagstukken.nl (5 april 2021).