Een van de inspiratiebronnen voor het boek Onderzoeksgedoe was het pleidooi dat Robbert Dijkgraaf in 2019 heeft gehouden voor ‘bezielde kennis’. Hij gebruikte deze term om aan te geven dat wetenschap ‘niet geleid [moet zijn] door kille rationaliteit, maar door een moreel kompas gericht op een betere wereld’. In het laatste hoofdstuk van ons boek kijken we met een paradoxale blik naar de wetenschap als maatschappelijke institutie en hoe die vanuit bezieling integer en effectiever kan bijdragen aan een betere wereld. In deze blog een samenvatting.
Autonoom samenwerken
De wetenschap als maatschappelijke institutie heeft een eigen functie in onze samenleving en kan die alleen vervullen vanuit principes van wetenschappelijke integriteit (eerlijkheid, zorgvuldigheid, transparantie, onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid) en institutionele onafhankelijkheid. Dit vraagt aan de ene kant om een sterke autonomie van de wetenschappelijke kennisorganisaties. Het is belangrijk dat zij ruimte bieden aan hun medewerkers om oog te hebben voor complexe causale relaties, vragen te stellen en nieuwsgierig te zijn, en kritisch te zijn als het gaat om vooringenomen ideeën. Tegelijkertijd kan de wetenschap alleen haar unieke functie vervullen, als kennisorganisaties ook ontvankelijk zijn voor wat zich afspeelt bij andere maatschappelijke instituties en in de samenleving, zodat het perspectief van de eigen ideeën en wereld wordt verbreed. Dit vraagt dat kennisorganisaties samenwerken met alle relevante partijen.
Bezielde kennis
Een veelgehoorde gedachte over wetenschap is dat deze objectief zou zijn. We kunnen ons daar goed in vinden, als met objectief bedoeld wordt dat de wetenschappelijke methode wordt gevolgd: de meest systematische manier van kennisverwerving met hoge kwaliteitseisen, transparantie over de manier waarop de resultaten tot stand komen en ruimte voor kritische beoordeling. Zodra het woord objectief als synoniem wordt gebruikt voor ‘waardenvrij’, hebben we daar zo onze twijfels bij. Dat maakt ook dat de term ‘bezielde kennis’ ons aanspreekt.
Wij zien hier een spanningsveld met aan de ene kant het rationele en systematische karakter van wetenschappelijke kennis. Daarbij gaat het om ‘harde feiten’: hoe hard die feiten zijn, varieert tussen disciplines. Het staat ook voor een zekere resultaatgerichtheid en een functionele afstandelijkheid. Aan de andere kant staat de moraliteit, die gaat over de kracht van het geweten en het staan voor principes. Het gaat hierbij ook over een moreel kompas: over fundamentele menselijke behoeften en over idealen. Dit is ook de reden waarom we in ons boek betogen dat wetenschappelijke integriteit onderdeel is van een bredere professionele verantwoordelijkheid. Door morele en humane waarden op een transparante wijze een plek te geven in de systematische manier waarop in wetenschappelijk onderzoek wordt gewerkt, ontstaat bezielde kennis.
Versterking van de rol van wetenschap in de samenleving
Door de rol van wetenschap in de samenleving met een paradoxale blik te bezien, en daarbij vooral aandacht te hebben voor de spanningsvelden Autonoom samenwerken en Bezielde kennis, ontstaat een perspectief waarmee de rol van de wetenschap in de samenleving naar ons idee zou kunnen worden versterkt.
Dat betekent in de eerste plaats dat de wetenschap de verbinding met de overheid, het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en de rest van samenleving niet alleen opzoekt, maar tegelijkertijd ook heel duidelijk haar grenzen aangeeft. Als de wetenschap zich te ‘aardig’ opstelt en te veel meebeweegt, ondermijnt ze haar eigen unieke kracht. We zien – ook in de persoonlijke verhalen in ons boek – dat de spanning die af en toe oploopt tussen wetenschap en samenleving de kennisorganisaties ‘dwingt’ zich bewuster te zijn van hun missie en dat het dan hard werken is om integer onderzoek te doen passend bij die missie.
Minstens zo belangrijk is dat de wetenschap haar unieke kracht inzet voor maatschappelijke transities die bijdragen aan een wereld die duurzamer en rechtvaardiger is. Hier kan de wetenschap aan bijdragen door precies te doen waar ze goed in is, namelijk systematischer voor- en achteruitkijken dan ieder ander, gecombineerd met de vindingrijkheid om de juiste vragen te stellen. Kennisorganisaties en wetenschappelijk onderzoekers kunnen dat het beste doen vanuit hun eigen identiteit, want alleen dan ontstaat bezielde kennis. Op deze manier kan de wetenschap vanuit uiteenlopende rollen en verschillende soorten kennis bijdragen aan een betere wereld. Bezielde kennis verdient een plek in onze samenleving en onze samenleving verdient bezielde kennis. Dat vraagt om autonoom samenwerken.
Meer weten? Bij ons boek hoort een website: www.onderzoeksgedoe.nl. Daar vind je een uitgebreid inkijkexemplaar, reacties van lezers en de filmfragmenten die in het boek worden besproken.